vrijdag 15 januari 2016

10 JARIG JONGETJE ALLEEN OP DE VLUCHT



Zuid Soedan, 1996. Deng Deng (gefingeerde naam) is 10 jaar oud. Zijn vader, die is overleden in de oorlog, heeft hij nooit gekend. Hij woont met zijn moeder, 3 zusjes en 1 broer. In zijn dorp worden de jongetjes verzameld om naar school te gaan. Deng Deng weet dat als hij in zijn dorp blijft, hij samen met al deze jongens later het leger in gaat, en soldaat wordt, net als zijn vader. De school in het dorp bereidt hem hierop voor.

Hij denkt vaak en diep na over zijn toekomst. Hij wil niet in het leger, hij wil niet dood. Hij wil leren, hij wil kunnen lezen.Hij heeft een boek met een mooie harde kaft, maar hij kan het nog niet lezen. Hij wil vluchten, net als vele andere mensen uit zijn dorp. Als 10 jarig jongetje bespreekt hij dit met zijn moeder. Maar zijn moeder wil niet vluchten, dat is te gevaarlijk. Deng Deng wil echter niet blijven en vlucht, alleen, zonder moeder, vader, broer of zus. Waar hij heen gaat…….? Hij weet het niet? Hij volgt andere mensen die vluchten. Hij heeft honger, soms krijgt hij eten van mensen, maar hij eet vooral wilde planten die groeien langs de weg. Hij loopt dagen achter elkaar. Op een dag komt hij bij de grens met Kenia. Bij de grens vragen mensen hem wat hij hier komt doen. Deng Deng zegt : ‘Ik wil naar school’.  De volwassen mannen antwoorden: ‘Maar er zijn scholen in Zuid Soedan’. Deng Deng blijft volhouden: ‘Ik wil naar school’.

Hij komt terecht in een vluchtelingen kamp in Kenia van de UNHCR. Het leven is zwaar in het vluchtelingenkamp, maar er wordt voor hem gezorgd, er is eten en een slaapplek. Er zijn veel kinderen zoals hij. Alle kinderen zonder ouders of verzorgers komen bij elkaar in groepjes van 5. Deng Deng woont in een tent met 4 andere jongens. Samen koken ze hun potje eten. Het belangrijkste: Deng Deng gaat naar de lagere school in het vluchtelingenkamp waar hij leert lezen, schrijven en rekenen. Hij denkt vaak aan zijn moeder, broer en zusjes en vraagt zich af of ze misschien dood zijn. Na de lagere school, gaat hij naar de middelbare school. Zijn  leraren in het vluchtelingen kamp zien dat hij goed kan leren en leergierig is. Hij krijgt kans op een vervolgopleiding, een training in de gezondheidszorg, via een humanitaire hulpverleningsorganisatie. Zijn stageplek is het vluchtelingenkamp. Na zijn training gaat Deng Deng werken in een basisgezondheidszorgpost in het vluchtelingenkamp. Hij trouwt met een een meisje, uit het vluchtelingen kamp. Zij is wees en hij wil vooral goed voor haar zorgen, want ze heeft helemaal niemand. Hij krijgt een dochter en hij settelt zich met zijn gezin in Kenia.



In 2010 gaat hij terug naar Zuid Soedan, waar hij zijn moeder na vele jaren weerziet. Zijn moeder is dolblij hem weer te zien, ze dacht dat hij misschien overleden was.
Deng Deng gaat aan het werk bij diverse humanitaire  organisaties in Zuid Soedan. Hij krijgt allerlei trainingen bij deze hulporganisaties. Hij wil alles weten, ieder boek wat hij te pakken krijgt bestudeert hij, hij is kritisch, stelt vragen, want hij wil het vooral begrijpen. Hij krijgt vele kansen om door te groeien en wordt aanspreekpunt voor diverse projecten gericht op voeding en gezondheid.  Hij krijgt de kans om iets te betekenen voor zijn volk. 

Hij was bang als 10 jarig jongetje, hij had geen idee hoe zijn toekomst eruit zou zien. Maar hij wist zeker dat hij niet wilde vechten maar leren.  Hij is blij met zijn keuze van toen.