maandag 21 december 2015

KOEIEN ECONOMIE



Er is "oorlogseconomie", "geldeconomie", "koeien economie", en wie weet wat nog meer. Ik denk dat de koeien economie me het meest aanspreekt.
Ik heb ooit een module gedaan tijdens mijn studie Public Health "Economie en Gezondheidszorg". Dus ik zou het moeten snappen. Soms is economie heel simpel, maar helaaas....., soms snap ik er niets van.
Mijn simpele idee over economie: Je geeft dat bedrag aan iets uit, wat je het waard vindt. Kortom het eenvoudige onderhandelen zoals dat in Afrika gebeurt. Als je iets heel graag wilt hebben en het is schaars, dan betaal je veel. Is er van iets heel veel, en iedereen verkoopt het dan is het meestal goedkoop. Heel logisch.
Maar dan......Als ik iets over AEX indexen of zo hoor op TV, denk ik "Het zal wel".

De oorlogseconomie. In mijn simpele woorden: iemand verdient aan oorlog. Terwijl de gewone man alles verliest, verdienen anderen eraan, hetzij geld of macht en worden rijker. De vraag is wordt een leider gedreven door idealen of geld of macht. Dan hebben we het nog niet over de mensen die verdienen aan de wapenhandel. Oorlog is handel.

Geld economie. Ik zit nu in Zuid Soedan, en de economie is begrijp ik een ramp. Benzine is soms niet te krijgen. Wij hebben benzine nodig voor onze generatoren. Als we geen benzine hebben, hebben we geen electriciteit. Als er geen benzine is gaat de prijs belachelijk veel omhoog. De benzine moet naar het veld vervoerd worden over de weg, het risico is dat de vrachtwagen overvallen wordt, want als mensen niets hebben, en iets kunnen krijgen wat duur verkocht kan worden, dan heb je wat. Dus wordt het een soort bewaakte transport.
En dan de wisselkoers. Mensen willen hun salaris in dollars, en niet in de Zuid Soedanese pond. De gewone Zuid Soedanese man kan twee rekeningen openen op de bank. Een rekening in dollars en een rekening in Zuid Soedanese pond. Het salaris komt in dollars op de bank, ja en wat doe je dan? Je haalt eind van de maand je hele salaris van de bank in dollars. Je wisselt dat niet in bij de bank, want daar krijg je voor 1 dollar 3,6 Zuid Soedanese ponden. Nee, je neemt je hele salaris mee naar buiten. Om de hoek bij de bank is de zwarte markt, en krijg je 18 Zuid Soedanese ponden voor 1 dollar. Met al je Zuid Soedanese ponden ga je dan weer naar binnen bij de bank en zet je het op de rekening voor Zuid Soedanese ponden. Een mens heeft ineens veel geld verdiend, maar dat is dus niet goed voor de bank. Dus ook niet voor de economie  maar iedereen doet dat. Voor de eigen economie is het blijkbaar wel okay. Dus wat zegt de overheid ineens op een dag. Vanaf vandaag is de officiële wisselkoers 18 Zuid Soedanese ponden. Ik wist niet dat dit zo kan werken. Iedereen is van slag, want ook dat is slecht voor de economie, of goed, dat weet ik niet. Maar men maakt zich zorgen. Alle prijzen gaan ineens omhoog, de benzine prijs, het openbaar vervoer, de kleding, en noem maar op. En dat terwijl iedereen voor de kerst inkopen wilde doen. Ook een kilo suiker is ineens 3 keer zo duur. Iemand die zijn salaris in Zuid Soedanese ponden krijgt, die kan ineens veel minder kopen voor zijn geld. En dit zijn natuurlijk de mensen, die het zich niet kunnen veroorloven om een bankrekening te hebben, of amper weten wat een bankrekening is. De armen worden ineens een stuk armer. Als de gewone man minder dan 1 dollar per dag aan inkomen had, is dat nu van de ene op de andere dag ineens minder dan 35 cent per dag.

Er zijn ook mensen die hun geld in dollars op de bank krijgen, het geld er eind van de maand afhalen en het niet terug zetten op de bank. Want met de bank weet je het maar nooit......! Banken kunnen zomaar ineens geen geld hebben terwijl je wel geld op de bank hebt. Ra, ra hoe kan dat? 
Dus wat is dan slim....? Al het geld van de bank halen en er koeien voor kopen. Een koe is in dit geval gewoon geld, of een stuk goud, een investering. Een koe is waardevast. Een man met veel koeien is een rijke man. Als je dan kosten moet maken, bijvoorbeeld schoolgeld voor je kind, dan verkoop je een koe. Schoolgeld voor 1 kind kost bijvoorbeeld 2 koeien. Als het schoolgeld omhoog gaat vanwege de wisselkoers, inflatie of andere dingen die ik niet snap, gaat ook de prijs voor een koe omhoog, dus je krijgt dan meer geld voor een koe. Kortom het schoolgeld kost nog steeds 2 koeien. Misschien moeten we gewoon weer terug naar de ruilhandel, zonder geld. Want van geld snap ik soms niet veel. De koeien economie begrijp ik beter. Een koe is goud waard.


zondag 20 december 2015

VLIEGAVONTUREN


Ik vlieg heel wat af tegenwoordig, en kom op allerlei luchthavens. Na een weekje vakantie in Nederland vertrek ik op een zondag vanaf Schiphol. Alles is duidelijk aangegeven in het Nederlands en Engels. Wij hebben het in Nederland gewoon goed geregeld hebben, heel erg goed!
Het inchecken in Nederland is anders dan vroeger. (ja, ik wordt oud). Tegenwoordig komt er geen mens meer aan te pas. Ik leg m'n paspoort in de scanner van een apparaat, en al m'n vluchten komen naar voren. Amsterdam -Parijs, Parijs-Addis Abeba, Addis Abeba -Juba. Het apparaat geeft aan me alleen te kunnen inchecken van Amsterdam naar Parijs. De volgende vlucht moet ik in Parijs regelen. Het apparaat spuugt mijn instapkaart uit. Met de instapkaart check ik mijn bagage in. Ik zet mijn tas in een soort cabine en scan mijn instapkaart. De cabine weegt mijn bagage, neemt de maten en het is akkoord. Mijn bagagelabel wordt uitgeworpen. Mijn bagage label zegt, dat mijn bagage van Amsterdam naar Parijs, Parijs - Addis Abeba en Addis Abeba naar Juba gaat. Fijn denk ik, anders moet ik tussen door ook nog achter mijn bagage aan. Ook al komt er geen mens aan te pas, er staan mensen te kijken of het allemaal goed gaat en zijn bereid tot uitleg. Maar de uitleg is niet nodig, want alles spreekt voor zich. Vroeger kon je wel een uur in de rij staan, nu heb ik in no time ingecheckt. Op weg naar de gate gaat ook alles vanzelf, gewoon de bordjes volgen.

En even later kom ik aan in Parijs op terminal 2F, ik moet naar 2A.
Ik kom een apparaat tegen onderweg, waar ik een instapkaart zou moeten kunnen krijgen. Precies dezelfde automaat als op Schiphol. Ik leg mijn paspoort er weer in, type de eerste 3 letters van de luchthaven. Mijn paspoort is okay, maar de passagier wordt niet herkend. Oh..oh..... Ik doe vast iets fout. Het apparaat vraagt mijn boekingsnummer. Ik zoek in mijn Franse e-mail, naar het nummer, maar kan het zo gauw niet vinden. Dus ik start de procedure maar opnieuw, hetzelfde verhaal. Ik kijk rond, is er misschien ergens hulp..... Geen mens te bekennen. Dus ik volg de borden naar terminal 2A. Ik kom bij de douane. De man kijkt heel lang naar mijn paspoort, en naar alle visa's. Het bevat stempels en visa's van Nieuw Zeeland, Tanzania, India, Jordanië, en vervolgens Zuid Soedan waar geen normaal mens heen gaat. Hij vraagt vervolgens mijn instapkaart......, die ik dus niet heb. Ik laat de Franse uitdraai van mijn vlucht gegevens zien. Ik vraag hem vervolgens waar ik de instapkaart kan krijgen. Hij kijkt me verbaasd aan, en zegt zoiets als: "Weet ik veel?.... Ik ben van de politie". Maar hij laat me door. Ik volg braaf de borden, beland in een bus, en kom aan op terminal 2 A. De luchthaven in Parijs is een doolhof. Op terminal 2A kom ik langs een balie. Ik denk: "ha fijn, hier krijg ik vast mijn instapkaart". Een meneer zegt dat ik naar Gate A39 moet. Ik vraag: "Krijg ik daar mijn instapkaart". JA is het antwoord. Maar de fransmannen die ik tegen kom deze dag, zijn wat kortaf, en het lijkt net of ik domme vragen stel of het is de taalbarrière? Ik kom terecht in de belastingvrije zone, zonder instapkaart. Het is de eerste keer dat ik ronddwaal op een luchthaven, al door de douane heen ben, zonder instapkaart. Gate A39 lijkt in een uithoek te liggen en er is geen mens te bekennen maar ik ben nog vroeg. Ik vertrouw het niet. Ik zit relaxed te wachten, althans, uiterlijk, maar ik ben er echter niet gerust op. Dus ik wandel weer terug naar de balie, waar ik eerder langs kwam. Ik vraag nogmaals hoe het zit met mijn instapkaart. Er wordt me nogmaals gezegd, bij gate A39. Ik denk bij mezelf, "Cobi vertrouw er maar op".
Bij gate A39 staat inmiddels een jonge fransman achter de balie, die geïrriteerd opkijkt als ik om een instapkaart vraag. Hij is nu nog even bezig hij roept zo om. En ja hoor 15 minuten later heb ik dan toch mijn instapkaart. Mijn bagage, die op de luchthaven ergens staat wordt ook officieel ingecheckt, waarbij ik aangeef met welke vlucht ik uit Amsterdam kwam.

Ik vlieg met Ethiopian airlines. Ik heb vandaag pech, ik heb in alle vliegtuigen een plek tussen twee mensen. De stoeltjes, daar past een mens net in en de beenruimte is beperkt. Sommige mensen zijn groter dan de stoeltjes en hebben ruimte nodig, maar ook mensen die wel in de stoeltjes passen, hebben soms veel ruimte nodig. Ik ben al blij dat niemand met z'n hoofd op mijn schouder ligt. Zelf schrik ik iedere keer wakker als mijn hoofd van mijn lijf lijkt te rollen. Ik wil ook niet met m'n hoofd op de schouder van een onbekende belanden.

Maandagochtend kom ik aan op terminal 2 in Addis Abeba Ik moet naar terminal 1. Terminal 2 is de luxe variant, daar heb ik vorige keer mogen wachten voor mijn vlucht naar Parijs. Terminal 1 lijkt de terminal voor de mindere landen. Maar m'n instapkaart heb ik al, en iedereen wijst me vriendelijk de weg. In de wachtruimte van terminal 1 staat niets aangegeven, dus het is wachten totdat ik iemand Juba hoor roepen. Er loopt een Ethiopische mevrouw rond die mensen vraagt waar ze heen gaan. Ik mag bij gate 10 wachten. Ik loop langs de wachtruimte van Gate 9, waar het erg druk is. Bij gate 10 zitten maar een paar mensen. Rond de officiële instaptijd gebeurt er niets. Even later komt iemand vragen of we naar Juba gaan? Ja, is het antwoord. We zitten bij de verkeerde gate, we moeten naar Gate 9, waar iedereen al is ingestapt.

Ik zit nu in een klein vliegtuigje..... Twee uur vliegen, dat is te overzien.
Ja en dan tenslotte de luchthaven op Juba. De kleinste internationale luchthaven dat ik ken. Er staan vooral vliegtuigen en helikopters van de UN, artsen zonder grenzen en het internationale rode kruis. Alle passagiers moeten via een tent van de WHO, waar iemand bij iedere passagier de temperatuur meet, door een ingenieus apparaat op onze voorhoofd te richten. 
Ik kom in een kleine ruimte terecht, vol en vol mensen probeer ergens een immigratiepapiertje te pakken en in te vullen en ga vervolgens geduldig in de rij staan. Voor een smoezelig loketje laat ik mijn paspoort zien en m'n ingevulde immigratiepapiertje. Dan mag ik me door de mensenmassa heen wringen op zoek naar mijn bagage. Maar niets te vinden. Ik wacht geduldig, er wordt waarschijnlijk nog bagage uitgeladen. Maar als alle bagage er is, kan ik nergens mijn bagage bekennen. Ik ga me ergens melden, word van de een naar de ander gestuurd, totdat iemand mijn naam noteert in een groot schrift. Ik mag vanavond terug komen om vijf uur, dan komt er een tweede vlucht uit Ethiopië. s'Middags vijf uur ben ik weer op de luchthaven. Met mijn ogen speur ik alle bagage af, maar niets. Ik ga me weer melden, morgen mag ik terug komen om half twaalf, als de volgende vlucht aankomt. Iemand anders gaat voor me, want ik heb een afspraak, maar komt met niets terug. s'Middags vijf uur sta ik er weer. Nu gaat er een meneer mijn zoek geraakte bagage in de computer invoeren, een zoekopdracht. Ik word gebeld als het er is. Niemand belt. Iedere dag gaat iemand naar de luchthaven.
Donderdag heb ik eindelijk mijn bagage. De kaas en de chocolade letters van Sint hebben het overleefd. Maar ik ben vooral blij met mijn muziek, toiletspullen, de foto's die ik aan de muur wil hangen en andere persoonlijke spulletjes.


zondag 29 november 2015

JUBA DE HOOFDSTAD


De eerste 5 weken ben ik in Pamat geweest, maar Juba (of Djoeba op zijn Hollands geschreven), is officieel mijn standplaats. Hier is mijn woonplek en mijn werkplek.
Het is de hoofdstad van Zuid Soedan, en een hele andere omgeving dan het landelijke Pamat.
De wegen zijn deels geasfalteerd. Er staan in het centrum spiksplinternieuwe moderne stoplichten op zonne-energie. Er rijden spiksplinternieuwe busjes voor openbaar vervoer. De ontwikkelingsorganisaties hebben hier waarschijnlijk geld ingestoken toen het land onafhankelijk werd. Er rijden nieuwe tuk tuks rond, die normaal in India rondrijden, waarschijnlijk een Indiase investeerder. Behalve de brommers bestaat het gemotoriseerde verkeer vooral uit militaire voertuigen, en jeeps van internationale hulpverleningen organisaties.

In de wijk waar ik woon zijn de straten slechter dan in het landelijke Pamat. Het bestaat uit kuilen, gaten, en afval. Een jeep is daarom erg handig ook in de grote stad. Een groot contrast met het centrum.

Ik woon en werk hier op een kleine compound. Er staat een hoge muur omheen, met er bovenop prikkeldraad, om ons te beschermen tegen inbrekers.
Ik werk hier met 4 collega’s en woon hier met dezelfde 4 collega’s. Onze bewegingsvrijheid is beperkt voor onze veiligheid.

S’ochtends om 7 uur begint mijn dag in Juba, dan gaat mijn wekker. Ik lig in een groot hemelbed met lila gekleurde vitrage eromheen, om mij te beschermen tegen de muggen. Behalve het grote hemelbed, is er weinig ruimte in de kamer. Het eerste wat ik doe is het gordijn openen van het raam in mijn kamer, om het licht naar binnen te laten stromen. Ik doe niet de moeite om te genieten van het uitzicht, want dat bestaat uit een kale muur, op 30 cm afstand van mijn raam. In 2 stappen ben ik in de badkamer. Ik heb de luxe van een eigen badkamer, die ik een grote poetsbeurt heb gegeven bij aankomst. Ja, een verpleegkundige houdt van hygiëne. Behalve een enkele mug is er geen insect te vinden in de badkamer, en ook geen kikkers. Dat is de luxe van het leven in de grote stad.

Als ik mijn kamer uitga draai ik mijn deur van slot, loop de gang in, en draai ook het slot om van de grote metalen deur van het huis. De bewaker zit altijd op zijn plek en groet. In de keuken zet ik water op het vuur voor mijn vertrouwde kop oploskoffie.
Het eerste gesprek met één van mijn collega’s is meestal tijdens mijn ontbijt. Als om 8 uur het gebrom van de generator begint, is dat een teken dat ook het werk begint.

Ik heb hier mijn eigen kantoor, evenals mij collega’s. Er staat een bureau en een stoel, verder is het leeg. Het geeft me de vrijheid het in te richten naar mijn smaak. Waarschijnlijk wordt dat een grote kaart van Zuid Soedan aan de muur, een kast voor mappen, een whiteboard en een prullenbak. Het aangename van mijn woon er werkplek is de airconditioning, als de generator draait. De temperatuur is hierdoor een stuk aangenamer om in te werken, ik ben minder loom, en mijn lijf en hersens werken beter bij een lagere temperatuur.

Regelmatig heb ik een afspraak buiten de deur voor een vergadering of een overleg. Ik ga altijd met de auto en word voor de deur afgezet, ook al is het om de hoek. Lopen is geen optie.
Bij binnenkomst moet ik me in principe altijd registreren, waar ik ook kom. Ik geef mijn identiteitspass af, en krijg een bezoekers pas. Soms gaat mijn rugzak door de röntgen en mag ik door een poortje, een routine waar ik inmiddels aan gewend ben.
Eén van de afspraken had ik op het terrein van de Verenigde Naties, een groot terrein buiten de stad, waar de VN vredesmissie zit, maar ook andere VN organisaties zoals UNICEF, UNFPA, en anderen. Een indrukwekkende hoeveelheid militairen stonden klaar voor de slagboom om ons te begroeten, en gebruikte een grote ronde bolle spiegel om de auto aan de onderkant te controleren.

Tussen de middag eet ik met mijn collega’s buiten onder een rieten dak naast ons kantoor. We hebben een jonge dame in dienst die door de week schoonmaakt en de lunch voor ons kookt.
S ’avonds mogen we zelf voor ons eten zorgen. Mijn collega’s gaan meestal ergens wat eten. Soms ga ik mee en soms blijf ik in de geusthouse, omdat ik het prettig vind om tijd alleen te hebben.
De auto is altijd ons vervoermiddel als we ergens gaan eten, er zij GO en NO GO plekken. Ik ken Juba nog niet echt en vertrouw hierin mijn collega’s die hier langer zijn. S ’avonds na negen uur, soms eerder, zijn er checkpoints, en worden auto’s gecontroleerd door militairen. Negen uur s ’avonds, zijn we terug op onze compound vanwege de avondklok.

Terug op de compound is het zaak om de airconditioning aan te zetten op mijn kamer, om de nacht koel te beginnen. Als de generator uitgaat voor de nacht, is het gedaan met de airco. Na een koude douche eindig ik de dag in mijn hemelbed met de lilakleurige vitrage.


maandag 9 november 2015

EEN GEWONE DAG IN PAMAT






Ik ben in Pamat, de plaats waar wij een basisgezondheidszorg post hebben. Het is ochtend 7.00 en mijn alarm gaat af. Tijd om op te staan.

Ik lig in mijn ‘Tukul’, mijn hutje, op bed onder mijn mosquitonet. Mijn ‘Tukul’ is een ruimte van  maximaal drie bij drie meter. Er zitten 2 houten luikjes in, die als ramen  dienen. Mijn deur staat open, om s'nachts de frisse lucht naar binnen te laten komen.

Ik soes nog even na, voordat ik mijn bed uit spring. Voordat ik mijn kleren aantrek check ik eerst even of er geen kikker in verstopt zit. Als het donker wordt springen overall de kikkers rond, ook in mijn ‘Tukul’. Overdag zijn ze nergens te bekennen. Ze verstoppen zich, onder andere tussen mijn kleding die op een paar planken liggen. De eerste keer schrok ik geweldig toen ik onverwacht een kikker aantrof tussen mijn opgevouwen kleding. Nu ik het weet check ik eerst mijn kleding op kikkers en andere mogelijke verrassingen.


Ik moet bukken om de de deur van mijn ‘Tukul’ uit te gaan. Ook al ben ik hier de kortste expat qua lengte, ik heb al een paar keer flink mijn hoofd gestoten.

Buiten is het aangenaam fris, ongeveer 20 graden. De vroege ochtend is het aangenaamste qua temperatuur.



Even later zit ik aan mijn ontbijt, samen met mijn collega’s in de ‘Luak’. De ‘Luak’ is een grote ruimte tussen palen met een rieten dak. M'n ontbijt bestaat uit oploskoffie en Chapati. De oploskoffie is niet de lekkerste koffie, maar inmiddels ben ik niet beter gewend en geniet ik van de oploskoffie, en ja…. ook oploskoffie is koffie en zorgt dat ik s’ochtends op gang kom. Sommige van mijn collega’s babbelen er meteen op los. Ik ben niet zo’n prater in de vroege ochtend.



8.00 wandel ik met mijn rugzak en nog een kop oploskoffie naar kantoor. Dat klinkt heel wat wandelen, maar ons kantoor is een gebouw 4 meter van de ‘luac’. Ik woon op mijn werk. Ik overleg eerst met de health program manager, samen nemen we de planning van de dag door.  Diverse lokale collega’s komen binnen wandelen. Het is de gewoonte om iedereen te begroeten door de hand te schudden. Omdat iemand ons kantoor wil gebruiken, ga ik weer naar onze ‘Luac’ om daar te werken.

Ik lees mijn mail, en skype ondertussen met mijn leiding gevende in Juba. Praten lukt niet, de internet verbinding kan dat niet aan, maar chatten wel. De internet verbinding is erg traag. Zodra ik een mail stuur met bijlagen, blijft de mail uren in mijn outbox hangen.

Vandaag werk ik aan een  protocol voor ondervoeding, die we herzien en aanpassen aan de laatste richtlijnen van de WHO. Van de week hebben we ook het protocol malaria herzien aan de hand van de nationale richtlijnen.

Na negen uur wordt het al flink warm. De temperaturen liggen hier overdag rond de 35 graden en het is drukkend warm. Airconditioning hebben we niet. Wel ventilatoren, maar soms helpt dat niet, omdat je alleen warme wind voelt.

Terwijl ik zit te werken, hoor ik ineens een haan. Ik kijk op, en zie een prachtige haan, vastgebonden aan een touwtje. Ik denk: “Oh shit, dat is onze lunch”. Op een gegeven moment zie ik onze schoonmaakster haar mes scherp maken. Ik vind het tijd om even de benen te strekken en loop ons kantoor binnen voor een babbeltje. Als een  paar lokale medewerkers horen dat ik wegloop omdat ik het slachten van een haan niet wil zien, heeft men de grootste lol.

10 minuten later ga ik terug naar mijn werkplek. De haan is geslacht, en wordt nu schoongemaakt op een paar meter van mij vandaan. Hij spartelt nog na, en ik weet niet of ik het me verbeeld, maar hij maakt nog geluid. 

Halverwege de ochtend ga ik met de jeep en chauffeur naar de kliniek. Ik neem de radio mee. Het telefoon netwerk is slecht, en we communiceren met de radio. Als ik vanuit ons kantoor met iemand in de kliniek wil praten communiceer ik ook met de radio.


Rond één uur ben ik terug en lunchen we met z’n allen in onze ‘Luac’. Ik lust best graag vlees of kip, maar vandaag laat ik de kip, of eigenlijk de haan staan.

Om twee gaat ieder weer zijn eigen weg.

We hebben vandaag overleg met medewerkers in de kliniek om half vier. Het is donderdag, de dag voor vergaderingen en trainingen. Omdat het donderdag markt is in Pamat zijn er meestal minder patiënten in de kliniek. Vandaag zijn er echter nog patiënten, dus het duurt even voordat we echt van start gaan. De vergadering duurt lang, iedereen wil zijn zegje doen. Om half zeven vertrekken we vanuit de kliniek. Op de terug weg komen we langs de markt. Ik ben nu al 5 weken hier. Iedere keer neem ik me voor donderdag eind van de dag naar de markt te gaan. We zijn echter weer laat vandaag, en onze avond klok is kwart voor zeven. Dan moeten we binnen zijn.



Terug op de basis ga ik een douche nemen voordat het donker wordt, ik ben dan de kikkers en insecten voor.

De douche is altijd heerlijk met deze warmte, maar zodra ik me afdroog begin ik alweer te zweten. In plaats van een lekkere bodylotion of lekker geurtje spray ik insecten spray op mijn lijf. Een lekker geurtje heb ik slechte ervaringen mee. Insecten houden denk ik van de bloemengeur, want ik heb het idee dat ze extra om me heen zwermen als ik een lekker luchtje opdoe. Kortom echt lekker ruiken doe ik niet, ook niet na een douche. 

In de ‘Luac’ hangt nog de warmte, dus ik zet een tafel en stoel buiten en ga in de iets koelere avond lucht nog even door met werken. Om acht uur s’avonds eten we, en om tien uur verdwijnt iedereen in zijn eigen ‘Tukul’


zondag 8 november 2015

EEN DORP MET RIETEN HUTJES






Drie weken geleden: we gaan we met de jeep naar Mangar Mayol. We  rijden door een landschap met vooral gras. Vijftien minuten later komen we in een dorpje wat bestaat uit rieten hutjes. Er wonen hier mensen die gevlucht zijn uit een ander deel van het land. Zij hebben zich hier gesetteld en een rieten hutje gebouwd om te wonen. De rieten hutjes zijn klein. Sommige hutjes kijk je dwars door heen. Als het regent wordt het nat in het hutje. Ik zie vooral oudere mensen en kinderen. Vooral de mannen tussen de leeftijd van 20 en 50 jaar mis ik. Waar die zijn? Men zegt ergens werk zoeken, mogelijk zijn ze ook overleden.  Behalve de rieten hutjes is er niets, ik zie geen landbouw grond, geen water, geen geiten. Helemaal niets. De mensen dragen versleten kleding en de meeste kinderen lopen op blote voetjes. 

We gaan eerst naar de dorpsleider; een oude man in een lang wit gewaad. Zijn rieten hut staat apart van de rest en er staat een omheining van takken om zijn hut.

Vrijwilligers, die we hebben getraind gaan één voor één de hutjes af met een vragenlijst. Zij vragen naar de naam van de man en vrouw des huizes, het aantal gezinsleden, de kinderen onder de 5 jaar, zijn er zwangeren vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven; ouderen en gehandicapten. Van alle kinderen wordt de MUAC gemeten, de ‘Mid Upper Arm Circumference’.  Met een gekleurd bandje wordt de omvang van de bovenarm van het kind gemeten om te screenen op ondervoeding. Dit doen we ook bij alle vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding  geven. Zo krijgen wij een beeld van de inwoners van het dorp en de kwetsbaren. De ondervoede kinderen en vrouwen sturen we door naar onze kliniek.



We gaan een voedsel distributie doen in dit dorp. Een week later als één van onze medewerkers alle data in de computer heeft gezet maken wij voedselbonnen. Er wonen meer dan 500 gezinnen in dit dorp.

Met de voedselbonnen gaan we naar het dorp. Vrijwilligers uit het dorp helpen mee in de organisatie. Ik ben onder de indruk van het organisatie talent en de discipline.

Alle vrouwen verzamelen zich onder een boom en zitten op de grond geduldig te wachten. Een vrijwilliger roept de naam op van een lijst. De vrouw met de naam staat op. Eén van onze vrijwilligers controleert de naam en het aantal gezinsleden. Vervolgens moet ze in de rij wachten. Als er 10 vrouwen in de rij staan, gaat een vrijwilliger met 10 vrouwen achter zich aan naar de hut van de dorpsleider. Daar wachten de vrouwen voor zijn hek van takken.

Vrijwilligers en één van onze lokale medewerkers zitten onder de boom achter een tafel. Twee aan twee worden de vrouwen geroepen. Hun naam wordt nogmaals gecontroleerd, het aantal gezinsleden en nog een paar vragen, om zeker te zijn dat we de juiste voedselbon aan het juiste gezin geven. De vrouwen zetten hun vingerafdruk achter hun naam op de lijst voordat ze de voedselbon krijgen. De  dorpsleider zit op een stoel en kijkt toe. Ik ben gecharmeerd van de vriendelijke oude man. Hij wenkt steeds de volgende twee vrouwen, en als een vrouw worstelt met haar kind neemt hij het kind even op schoot.



De week daarop is de grote voedsel distributie. De vrouwen komen verdeeld over 4 dagen naar onze opslag ruimte. De organisatie gaat net zo gedisciplineerd en soepel als de distributie van de bonnen. Ieder gezin krijgt die hoeveelheid  passend bij de grootte van het gezin. Kilo’s voedsel worden weggedragen. Ieder krijgt sorghum( een graangewas beschikbaar in Afrika), linzen, olie en zout, in de juiste verhouding. Sommigen gaan met 50 kilo sorghum, terug naar hun rieten hutje.



De eigenaar van het land, waar de mensen in hun rieten hutjes wonen is blij met onze hulp. Ook hij wil helpen en heeft het dorp een stier cadeau gedaan om te slachten. Wij zijn uitgenodigd om met het dorp dit gebeuren te vieren. 
Op een zaterdag komen we aan in onze jeep. Een kinderschaar komt ons verwelkomen. Bij de hut van de dorpsleider  dansen de vrouwen. In het dorp wordt in groepjes gekookt en gegeten. De mensen zijn blij. Ook de eigenaar van het land is er, een oude gerimpelde man in een wit gewaad. Hij heeft een geit meegenomen en biedt ons de geit aan.

Ja, en wat moeten we nu? Als we de geit weigeren beledigen we de oude man. Aannemen kan ook niet. We kunnen niet een voedseldistributie doen en vervolgens met een geit naar huis gaan. We overleggen met elkaar in het Engels.

We leggen de man uit, dat we het cadeau heel erg waarderen, maar dat we van onze organisatie geen cadeaus mogen aannemen.  Één van onze lokale medewerkers vertaalt. De oude man probeert ons te overtuigen het cadeau aan te nemen. Uiteindelijk zegt hij: “het is jullie geit, je kunt er mee doen wat je wilt”. Wij bedanken hem en zeggen dat we het graag aan de mensen in het dorp geven. De oude man accepteert het, maar hij is niet blij, ik zie het aan zijn gezicht. Ik voel me enigszins schuldig. Mijn collega komt met het voorstel een foto van ons te maken met de geit en de oude man. Er is veel hilariteit als we op de foto gaan, iedereen bemoeit zich ermee, of we er goed op staan, en de oude man glimlacht. We hebben het enigszins weer goed gemaakt.