maandag 9 november 2015

EEN GEWONE DAG IN PAMAT






Ik ben in Pamat, de plaats waar wij een basisgezondheidszorg post hebben. Het is ochtend 7.00 en mijn alarm gaat af. Tijd om op te staan.

Ik lig in mijn ‘Tukul’, mijn hutje, op bed onder mijn mosquitonet. Mijn ‘Tukul’ is een ruimte van  maximaal drie bij drie meter. Er zitten 2 houten luikjes in, die als ramen  dienen. Mijn deur staat open, om s'nachts de frisse lucht naar binnen te laten komen.

Ik soes nog even na, voordat ik mijn bed uit spring. Voordat ik mijn kleren aantrek check ik eerst even of er geen kikker in verstopt zit. Als het donker wordt springen overall de kikkers rond, ook in mijn ‘Tukul’. Overdag zijn ze nergens te bekennen. Ze verstoppen zich, onder andere tussen mijn kleding die op een paar planken liggen. De eerste keer schrok ik geweldig toen ik onverwacht een kikker aantrof tussen mijn opgevouwen kleding. Nu ik het weet check ik eerst mijn kleding op kikkers en andere mogelijke verrassingen.


Ik moet bukken om de de deur van mijn ‘Tukul’ uit te gaan. Ook al ben ik hier de kortste expat qua lengte, ik heb al een paar keer flink mijn hoofd gestoten.

Buiten is het aangenaam fris, ongeveer 20 graden. De vroege ochtend is het aangenaamste qua temperatuur.



Even later zit ik aan mijn ontbijt, samen met mijn collega’s in de ‘Luak’. De ‘Luak’ is een grote ruimte tussen palen met een rieten dak. M'n ontbijt bestaat uit oploskoffie en Chapati. De oploskoffie is niet de lekkerste koffie, maar inmiddels ben ik niet beter gewend en geniet ik van de oploskoffie, en ja…. ook oploskoffie is koffie en zorgt dat ik s’ochtends op gang kom. Sommige van mijn collega’s babbelen er meteen op los. Ik ben niet zo’n prater in de vroege ochtend.



8.00 wandel ik met mijn rugzak en nog een kop oploskoffie naar kantoor. Dat klinkt heel wat wandelen, maar ons kantoor is een gebouw 4 meter van de ‘luac’. Ik woon op mijn werk. Ik overleg eerst met de health program manager, samen nemen we de planning van de dag door.  Diverse lokale collega’s komen binnen wandelen. Het is de gewoonte om iedereen te begroeten door de hand te schudden. Omdat iemand ons kantoor wil gebruiken, ga ik weer naar onze ‘Luac’ om daar te werken.

Ik lees mijn mail, en skype ondertussen met mijn leiding gevende in Juba. Praten lukt niet, de internet verbinding kan dat niet aan, maar chatten wel. De internet verbinding is erg traag. Zodra ik een mail stuur met bijlagen, blijft de mail uren in mijn outbox hangen.

Vandaag werk ik aan een  protocol voor ondervoeding, die we herzien en aanpassen aan de laatste richtlijnen van de WHO. Van de week hebben we ook het protocol malaria herzien aan de hand van de nationale richtlijnen.

Na negen uur wordt het al flink warm. De temperaturen liggen hier overdag rond de 35 graden en het is drukkend warm. Airconditioning hebben we niet. Wel ventilatoren, maar soms helpt dat niet, omdat je alleen warme wind voelt.

Terwijl ik zit te werken, hoor ik ineens een haan. Ik kijk op, en zie een prachtige haan, vastgebonden aan een touwtje. Ik denk: “Oh shit, dat is onze lunch”. Op een gegeven moment zie ik onze schoonmaakster haar mes scherp maken. Ik vind het tijd om even de benen te strekken en loop ons kantoor binnen voor een babbeltje. Als een  paar lokale medewerkers horen dat ik wegloop omdat ik het slachten van een haan niet wil zien, heeft men de grootste lol.

10 minuten later ga ik terug naar mijn werkplek. De haan is geslacht, en wordt nu schoongemaakt op een paar meter van mij vandaan. Hij spartelt nog na, en ik weet niet of ik het me verbeeld, maar hij maakt nog geluid. 

Halverwege de ochtend ga ik met de jeep en chauffeur naar de kliniek. Ik neem de radio mee. Het telefoon netwerk is slecht, en we communiceren met de radio. Als ik vanuit ons kantoor met iemand in de kliniek wil praten communiceer ik ook met de radio.


Rond één uur ben ik terug en lunchen we met z’n allen in onze ‘Luac’. Ik lust best graag vlees of kip, maar vandaag laat ik de kip, of eigenlijk de haan staan.

Om twee gaat ieder weer zijn eigen weg.

We hebben vandaag overleg met medewerkers in de kliniek om half vier. Het is donderdag, de dag voor vergaderingen en trainingen. Omdat het donderdag markt is in Pamat zijn er meestal minder patiënten in de kliniek. Vandaag zijn er echter nog patiënten, dus het duurt even voordat we echt van start gaan. De vergadering duurt lang, iedereen wil zijn zegje doen. Om half zeven vertrekken we vanuit de kliniek. Op de terug weg komen we langs de markt. Ik ben nu al 5 weken hier. Iedere keer neem ik me voor donderdag eind van de dag naar de markt te gaan. We zijn echter weer laat vandaag, en onze avond klok is kwart voor zeven. Dan moeten we binnen zijn.



Terug op de basis ga ik een douche nemen voordat het donker wordt, ik ben dan de kikkers en insecten voor.

De douche is altijd heerlijk met deze warmte, maar zodra ik me afdroog begin ik alweer te zweten. In plaats van een lekkere bodylotion of lekker geurtje spray ik insecten spray op mijn lijf. Een lekker geurtje heb ik slechte ervaringen mee. Insecten houden denk ik van de bloemengeur, want ik heb het idee dat ze extra om me heen zwermen als ik een lekker luchtje opdoe. Kortom echt lekker ruiken doe ik niet, ook niet na een douche. 

In de ‘Luac’ hangt nog de warmte, dus ik zet een tafel en stoel buiten en ga in de iets koelere avond lucht nog even door met werken. Om acht uur s’avonds eten we, en om tien uur verdwijnt iedereen in zijn eigen ‘Tukul’