Ik ben in Pamat, de plaats waar wij een basisgezondheidszorg post
hebben. Het is ochtend 7.00 en mijn alarm gaat af. Tijd om op te staan.
Ik lig in mijn ‘Tukul’, mijn hutje, op bed onder mijn mosquitonet. Mijn
‘Tukul’ is een ruimte van maximaal drie
bij drie meter. Er zitten 2 houten luikjes in, die als ramen dienen. Mijn deur staat open, om s'nachts de
frisse lucht naar binnen te laten komen.
Ik soes nog even na, voordat ik mijn bed uit spring. Voordat ik mijn
kleren aantrek check ik eerst even of er geen kikker in verstopt zit. Als het
donker wordt springen overall de kikkers rond, ook in mijn ‘Tukul’. Overdag
zijn ze nergens te bekennen. Ze verstoppen zich, onder andere tussen mijn
kleding die op een paar planken liggen. De eerste keer schrok ik geweldig toen
ik onverwacht een kikker aantrof tussen mijn opgevouwen kleding. Nu ik het weet
check ik eerst mijn kleding op kikkers en andere mogelijke verrassingen.
Ik moet bukken om de de deur
van mijn ‘Tukul’ uit te gaan. Ook al ben ik hier de kortste expat qua
lengte, ik heb al een paar keer flink mijn hoofd gestoten.
Buiten is het aangenaam fris, ongeveer 20 graden. De vroege ochtend is
het aangenaamste qua temperatuur.
Even later zit ik aan mijn ontbijt, samen met mijn collega’s in de
‘Luak’. De ‘Luak’ is een grote
ruimte tussen palen met een rieten dak. M'n ontbijt bestaat uit oploskoffie en
Chapati. De oploskoffie is niet de lekkerste koffie, maar inmiddels ben ik niet
beter gewend en geniet ik van de oploskoffie, en ja…. ook oploskoffie is koffie en zorgt dat ik s’ochtends op gang kom. Sommige van mijn collega’s babbelen er meteen op los. Ik ben niet zo’n prater in de
vroege ochtend.
8.00 wandel ik met mijn rugzak en nog een kop oploskoffie naar kantoor.
Dat klinkt heel wat wandelen, maar ons kantoor is een gebouw 4 meter van de
‘luac’. Ik woon op mijn werk. Ik overleg eerst met de health program manager, samen nemen we de
planning van de dag door. Diverse lokale
collega’s komen binnen wandelen. Het is de gewoonte om iedereen te begroeten
door de hand te schudden. Omdat iemand ons kantoor wil gebruiken, ga ik weer
naar onze ‘Luac’ om daar te werken.
Ik lees mijn mail, en skype ondertussen met mijn leiding gevende in
Juba. Praten lukt niet, de internet verbinding kan dat niet aan, maar chatten
wel. De internet verbinding is erg traag. Zodra ik een mail stuur met bijlagen,
blijft de mail uren in mijn outbox hangen.
Vandaag werk ik aan een protocol
voor ondervoeding, die we herzien en aanpassen aan de laatste
richtlijnen van de WHO. Van de week hebben we ook het protocol malaria herzien aan
de hand van de nationale richtlijnen.
Na negen uur wordt het al flink warm. De temperaturen liggen hier
overdag rond de 35 graden en het is drukkend warm. Airconditioning hebben we
niet. Wel ventilatoren, maar soms helpt dat niet, omdat je alleen warme wind
voelt.
Terwijl ik zit te werken, hoor ik ineens een haan. Ik kijk op, en zie
een prachtige haan, vastgebonden aan een touwtje. Ik denk: “Oh shit, dat is
onze lunch”. Op een gegeven moment zie ik onze schoonmaakster haar mes scherp
maken. Ik vind het tijd om even de benen te strekken en loop ons kantoor binnen
voor een babbeltje. Als een paar lokale medewerkers
horen dat ik wegloop omdat ik het slachten van een haan niet wil zien, heeft
men de grootste lol.
10 minuten later ga ik terug naar mijn werkplek. De haan is geslacht, en
wordt nu schoongemaakt op een paar meter van mij vandaan. Hij spartelt nog na,
en ik weet niet of ik het me verbeeld, maar hij maakt nog geluid.
Halverwege de ochtend ga ik
met de jeep en chauffeur naar de kliniek. Ik neem de radio mee. Het
telefoon netwerk is slecht, en we communiceren met de radio. Als ik vanuit ons
kantoor met iemand in de kliniek wil praten communiceer ik ook met de radio.
Rond één uur ben ik terug en lunchen we met z’n allen in onze ‘Luac’. Ik
lust best graag vlees of kip, maar vandaag laat ik de kip, of eigenlijk de haan
staan.
Om twee gaat ieder weer zijn eigen weg.
We hebben vandaag overleg met medewerkers in de kliniek om half vier. Het
is donderdag, de dag voor vergaderingen en trainingen. Omdat het donderdag
markt is in Pamat zijn er meestal minder patiënten in de kliniek. Vandaag zijn
er echter nog patiënten, dus het duurt even voordat we echt van start gaan. De vergadering
duurt lang, iedereen wil zijn zegje doen. Om half zeven vertrekken we vanuit de
kliniek. Op de terug weg komen we langs de markt. Ik ben nu al 5 weken hier. Iedere
keer neem ik me voor donderdag eind van de dag naar de markt te gaan. We zijn
echter weer laat vandaag, en onze avond klok is kwart voor zeven. Dan moeten we
binnen zijn.
Terug op de basis ga ik een douche nemen voordat het donker wordt, ik
ben dan de kikkers en insecten voor.
De douche is altijd heerlijk met deze warmte, maar zodra ik me
afdroog begin ik alweer te zweten. In plaats van een lekkere bodylotion of
lekker geurtje spray ik insecten spray op mijn lijf. Een lekker geurtje heb ik
slechte ervaringen mee. Insecten houden denk ik van de bloemengeur, want ik heb
het idee dat ze extra om me heen zwermen als ik een lekker luchtje opdoe. Kortom
echt lekker ruiken doe ik niet, ook niet na een douche.
In de ‘Luac’ hangt nog de warmte, dus ik zet een tafel en stoel buiten
en ga in de iets koelere avond lucht nog even door met werken. Om acht uur s’avonds
eten we, en om tien uur verdwijnt iedereen in zijn eigen ‘Tukul’
