zaterdag 5 maart 2016

GEROMMEL SNACHTS


Ik ben in Juba. Mooie ruime kamer, grote ramen die goed sluiten, af en toe airco.
In het weekend haal ik croisants, bij de beste en enigste bakker die croisants bakt, maar alleen in het weekend. Ik heb hier comfort die ik in het veld niet heb. Behalve muggen zijn er verder weinig andere insecten of beesten. Althans, dat dacht ik.  

Het is weekend, ik heb weinig energie vanwege de hitte, en het intensieve veldbezoek. Voor tienen savonds lig ik op bed. Maar dan hoor ik iets tegen m'n deur. Het klinkt als een harig groot beest. Het is maar even, dan hoor ik niets meer. Effen kijken op de gang doe ik niet, wie weet wat ik daar tegen kom.  
Maar het is stil, misschien stijgt de warmte naar mijn hoofd. Even later val ik in slaap. Ik slaap echter onrustig. Ik hoor gerommel bij mijn deur. Ik hoor het ergens in mijn slaap op de achtergrond. Ik droom van een slang die mijn kamer in schuift. Later droom ik van een krokodil, die onder het hek door, de tuin binnen komt. Een prachtige tuin, die hebben we hier niet. 
Ik droom bijna nooit, maar het gerommel op de achtergrond stimuleert de fantasie in mijn dromen.

Later hoor ik gerommel aan de metalen buitendeur. Ik kan het niet plaatsen. Is het mijn huis, waar ik mijn kamer heb, of een ander huis? Wordt er ingebroken? Waarom reageren de bewakers niet? Dat is raar. Bijzonder wat er allemaal door mijn gedachten gaat terwijl ik te moe ben om mijn ogen te openen.

Sochtends ben ik vroeg wakker, nu echt wakker, en ik hoor gerommel. Tijd om een kijkje te nemen op de gang. Ik open mijn deur, en er schiet iets weg. Op de grond voor mijn deur liggen allemaal hout splinters. Het beest is aan de slag gegaan met de houten deur. Ik ga kijken om de hoek in de gang. Het is een grote donkere muis of een rat, ik weet het niet. Bij een muis heb ik iets kleiners in gedachten, bij een rat iets groots. Laat ik het maar op een grote muis houden. De muis is banger voor mij, dan ik voor hem. Hij kan geen kant op in de gang, want alle deuren zijn dicht. Ik open de metalen buitendeur. Vol angst voor die grote vrouw verstopt de muis zich tussen de metalen en de houten buitendeur. Ik denk dat zijn hart als een razende tekeer gaat, wat staat hem te wachten? De vrouw verdwijnt en komt terug met een blauwe trekker uit de douche. Hij is amper te zien in het half donker, maar zijn staart die onder de deur uit komt verraadt hem. Wat gaat er met hem gebeuren? Is zijn laatste uur nu geslagen?  
Nee, ik probeer hem naar buiten te jagen en dat lukt. De muis heeft zijn vrijheid terug en ik hopelijk mijn nachtrust.



VLIEGVELD IN 'THE MIDDLE OF NOWHERE'


Ik ben in het veld samen met een collega, in een nieuwe omgeving, waar we een tweede kliniek willen runnen. De week ervoor zijn we vanuit Pamat hier naar toe gereden, een 6 uur durende rit over hobbelige en stoffige wegen. Na een intensieve week vlieg ik op donderdag terug naar Juba. Woensdagavond print ik mijn ticket. Het vliegtuig vertrekt om 14.50. Om 12.50 moeten we inchecken. Zoals al onze vluchten, vlieg ik ook dit keer met een vliegtuig van WFP, wereld voedsel programma. Ik word met de Jeep naar de luchthaven gebracht. Maar luchthaven is in dit geval een veel te groot woord. In 'the middle of nowhere' is een landingsbaan van aarde. Onder de schaduw van een boompje parkeert de chauffeur de jeep. Onder een andere boom staan nog twee jeeps, met passagiers.

Het is warm en stoffig. Over de landingsbaan wandelen geiten. Naast de landingsbaan spelen kinderen. De kinderen hebben geen last van de hitte. Ze spelen met hun vrachtwagens, gemaakt van plastic waterflessen, de wielen van doppen. De plastic fles is aan de bovenkant opengesneden, en moet een echte klep voorstellen. Ze vullen hun vrachtwagens met zand. Met de gevulde vrachtwagen aan een touwtje, rennen ze door de hitte, legen hun vrachtwagen bij een groepje jongens, om vervolgens met de lege vrachtwagen terug te rennen en hun vrachtwagens opnieuw te vullen. Andere kinderen komen gezellig bij ons staan om ons te bekijken.

Wij staan loom te wachten in de hitte en drinken water van 40 graden. Twee uur wachten in 'the middle of nowhere', en er is niemand bij wie we in kunnen checken.

Na een uur komt er een jeep aanrijden, een meneer vraagt naar onze tickets, en kruist ons af op een lijst. Bagage wordt niet gewogen of gecontroleerd. Het is warm, we hebben dorst en het warme water is niet echt lekker. We hebben al ingecheckt, maar besluiten met de jeep naar het dorp te rijden, op zoek naar cola en koud water. Het voelt verfrissend als ik 15 minuten later, prikkelende cola, van 20 graden, in plaats van 40 graden, over mijn tong naar binnen voel glijden.

Bij de landingsbaan maken we kinderen blij met de lege flessen.

Dan wordt het vliegtuig gespot en ineens is er actie. De chauffeur zegt dat we nu in de jeep moeten gaan zitten. De jeeps van de verschillende organisaties met hun passagiers crossen ineens langs en over de landingsbaan, en gaan op strategische punten staan. Wat blijkt, ze zorgen met elkaar dat de landingsbaan vrij is van kinderen en geiten.


De kinderen stoppen met spelen, het landende vliegtuigje wordt bewonderd door de vele kinderogen. Twee of drie keer per week komt hier een vliegtuig. De jeep brengt ons naar het vliegtuigje en wij stappen in, terwijl de kinderen het vliegtuigje bewonderen.

Vijf minuten later vertrekken we met zes passagiers aan boord. Ik kijk naar beneden terwijl we opstijgen, en zie daar de jeeps weer staan op strategische plekken. We zijn op weg naar een groter vliegveld waar we over moeten stappen.



vrijdag 4 maart 2016

HITTE EN STOF


Het is heet en stoffig hier in Zuid Soedan. Het is de warmste tijd van het jaar. Overdag is het boven de 40 graden, tot zelf 45 graden. Dat is in de schaduw. In de zon is het niet uit te houden. Ik zweet de hele dag.  

In het veld ben ik met een jeep op pad ben, de ramen staan wijd open, de warme lucht van 40 graden stroomt vrij naar binnen, samen met het stof. Het stof nestelt zich overal, op mijn kleren, in mijn haren, in mijn neus, in mijn tas, op mijn laptop, en in mijn laptop. Ik vraag me af hoe lang de laptop mee zal gaan.

Mijn water draag ik overal met me mee, maar ook mijn water is 40 graden, en soms warmer.
Soms waait het ineens, een warme wind van 40 graden, met heel veel stof.

Tussendoor zit ik op kantoor in het veld. Ik pak mijn tas uit en leg mijn notitieboek op tafel. De witte bladzijde is nu bruin van het stof, ik had er even niet aan gedacht de tafel stofvrij te maken. Ik zet de ventilator aan en er waait een warme wind van 40 graden om mij heen, en ik besluit de ventilator weer uit te zetten.

De beste plek om te vertoeven is onder de douche. Het water wordt uit de grond gepompt in watertanks. Het water in de watertanks wordt lekker opgewarmd door de zon. Het eerste water uit de leidingen is soms zo warm, dat je er naar van wordt. Maar uiteindelijk is het een mix van opgewarmd water en water uit de grond. Het liefst blijf ik een uur onder de douche staan, maar ik moet zuinig zijn met water. Als ik mij afdroog, verschijnen de eerste zweetdruppeltjes alweer op mijn voorhoofd. De kleren die ik aantrek zijn warm, alsof ze net onder de strijkbout vandaan komen. Ik wil het liefst weer onder de douche stappen.
S'nachts lig ik samen met mijn waterfles op bed. Als ik s'nachts slaapdronken wakker word en water drink, is mijn shirt nat, ik denk eerst dat ik geknoeid heb met het water, maar nee ik zweet dag en nacht.  
Ik heb visioenen, waarin ik in Nederland uit het vliegtuig stap, naar buiten ga en de kou in loop. Ik verlang naar de kou in Nederland.
Maar een ijsje, zou ook lekker zijn.